Colombia · internship · Travel

¿Usted sabe qué significa parce?

Wat ik van Colombia vind en waar ik allemaal al geweest ben? Wel euhm, ik ben hier nog maar net, maar ik blijf wel vijf maanden. Ah, gelukkig! Want Colombia is groot hoor en heel erg divers… Ja, zeg ik enthousiast, het tweede meest biodiverse land ter wereld! Sí, dat ook maar vooral ook divers in mensen. Je zal wel zien, mensen hier verschillen heel erg per regio. Ik moet de taxichauffeurs die me de eerste dagen Bogota rond reden en deze ‘wijze’ woorden met me deelden, gelijk geven. Aangekomen in Cajamarca, na een week Medellin, lijkt het wel een ander land. Cajamarca is het dorp waar ik tot eind mei zal verblijven. Na een weekje taalschool om mijn Spaans op te frissen in Medellin, trok ik zelfverzekerd naar hier. Ik zou nu ongeveer een niveau C1 hebben en bij het uitzwaaien verzekeren mijn beide leerkrachten me dat ik echt heel goed Spaans spreek en dat ik enkel nog meer kan leren door te blijven schrijven en spreken.

De eerste dag dat ik in Cajamarca ben is er in de namiddag een vergadering van het collectief waarbij ik stage loop. Ik zit er met een dwaze glimlach bij en zie hoe de ene opmerking na de andere naar elkaar gekaatst wordt. Woorden waar ik nog nooit van gehoord heb wisselen elkaar af. Ze spreken snel, hangen woorden aan elkaar en articuleren weinig. Ik volg wel waar het over gaat maar sommigen dingen ontgaan me ook gewoon compleet door de totaal onbekende woorden en uitdrukkingen. Déjà-vu, dit doet me wel heel hard denken aan het gevoel dat ik had in Australië wanneer ik mijn gastouders tegen elkaar hoorde praten en plots begon te twijfelen aan mijn kennis van de Engelse taal.

Het meest verwarrende hier is dat iedereen elkaar aanspreekt met ‘usted’, de u – vorm die dezelfde vervoeging heeft als de 3e persoon enkelvoud. En zo gebeurt het een paar keer dat ik denk dat ze mij iets over iemand anders vragen, terwijl ze het eigenlijk tegen mij hebben. Ik ben het wel gewoon om ‘usted’ te gebruiken in de winkel en op straat met onbekenden, maar niet met jongeren. Het voelt ook vreemd voor me, een soort van afstandelijkheid. De mensen van Cajamarca noemen zichzelf ‘Cajamarcuenos’. En ze staan helemaal rechtlijnig tegenover de ‘Paisas’, de inwoners van Medellín. Terwijl je ze daar maar één woord moest zeggen en ze daarna niet meer stopten met praten, zijn de gesprekken hier heel ingetogen en rustig. Mensen zijn niet opdringerig en lijken ook minder nieuwsgierig. Ze maken vooral ook niet aan alles teveel woorden vuil. En dat is voor iemand die zo veel praat als ik, in het begin best wel moeilijk. Wilt er hier niemand praten ofzo? Als ik er iemand meer naar vraag dan beaamt hij het zelf. ‘Ah die paisas, daar krijgen we koppijn van, hier zijn we lekker rustig.’

Op straat wordt er naar mij gestaard. En waar er in Medellin mensen kwamen vragen waarvan ik kwam, kijken de mensen snel weg als ik terug kijk. Het voelt heel erg onwennig en ik loop heel zelfbewust door de paar straten die er in het dorp zijn, alsof iedereen je elke stap volgt maar zonder je welkom te heten. En zo daag ik mezelf uit op een spelletje: iedereen die staart met een glimlach een luide ‘buenas’ toe wensen. Het is een vermoeiende opdracht en soms heb ik er helemaal geen zin in en wil ik gewoon mijn resting-bitch-face behouden maar ik kan een week later zeggen dat het wel zijn vruchten begint af te werpen. Het staren wordt minder (behalve dan wanneer ik langs de cafés met dronken cowboys loop) en mijn begroetingen krijgen enthousiast antwoord. Heel soms roepen mensen zelf spontaan en een tikkeltje brutaal ‘Adios!’ Om dan verbaasd maar ook wel heel blij te kijken als ik terug roep.

En het taaltje hier? Dat begin ik stapje per stapje meer en meer te ontcijferen. ‘Parce’ is hun woord voor ‘maat/vriend’ en sommigen gooien het door elke zin als een soort van stopwoord. Als iets tof is dan is het ‘chévere’ maar als iets geweldig is dan is het ‘chimba’. En een begroeting wordt steeds gevolgd door ‘Qué mas?’ waarop je eigenlijk niet hoeft te antwoorden of gewoon ‘bien’ kan zeggen, hoewel dat nergens opslaat. Kinderen hier zijn ‘chinos’ en alles wat lastig is ‘una gonorrea’. Toen de taxi chauffeur in Ibagué me een ‘mona’ noemde dacht ik eerst dat hij mij aan het uitschelden was. Nu heb ik door dat het Spaanse woord voor apin hier gebruikt wordt om (jonge) vrouwen aan te spreken, net zoals ‘linda’ op andere plekken.

Ik durf hen nu ook vaker te onderbreken om te vragen wat het woord dat ze gebruiken betekent. Vaak leggen ze het dan uit met een ander woord van hier, waarop ik een vreemd gezicht trek en iemand anders dan nog een ander lokaal woord roept om het te verduidelijken. Waarna we allemaal naar elkaar kijken en in de lach schieten. Es una chimba, parce.

Het centrum van Cajamarca: het park en de kerkCajamarca ligt op een plateau in de Noorderlijke Andes

Leave a comment